Albi is een belangrijk onderdeel van de Franse geschiedenis als ‘DE plaats’ van de ‘ albigensische kruistocht ‘, een term die wordt gebruikt om de kruistocht tegen de Katharen ketterij in de provincie Languedoc te beschrijven.
Albi, of Albiga, was de hoofdstad van de Gallo-Romeinse Albigensen en later van de burggraaf van Albigeois, een leenheer van de graven van Toulouse. Een actief centrum van het Katharisme. De stad gaf zijn naam aan de Albigensische ketterij, die leidde tot de Albigensische kruistocht (1209) en later naar het onststaan van de Inquisitie. De stad werd veroverd in 1215, en de bisschoppen verloren vervolgens hun landgoederen aan de kroon. Door een Conventie (1264) werd in die tijd veel macht verleend aan de bisschoppen (aartsbisschoppen na 1678) en dit tot aan de Franse revolutie.
De oude stadcentrum van Albi is geconcentreerd rond twee pleinen. Het kathedraalplein is het centrum van het oude Albi, terwijl het plein Vigan het moderne Albi symboliseert. Deze twee plaatsen zijn verbonden door verschillende straten die de oude stad doorkruisen. De huizen in Renaissance stijl rond de kathedraal werden gebouwd in de 15e en 16e eeuw toen Albi van veel welvaart genoot vanwege de pastelhandel (wat ooit het “blauwe goud” werd genoemd, zie onder). Deze klassieke huizen zijn gemaakt van bakstenen en hout en sommige hebben een open zolder die werd gebruikt om de pastel drogen.
Bij een bezoek aan de oude stad u ook genieten van een wandeling langs de rivier de Tarn onder de kathedraal. Je ziet er ook de oude brug gebouwd in 1035, oorspronkelijk gemaakt van stenen en later bedekt met bakstenen.
De belangrijkste architectonische glorie van de stad is de gotische Sainte-Cécile-kathedraal (1277 – 1512), die in baksteen werd gebouwd, zonder vliegende steunberen. Het was een machtsvertoon van de Katholieken ten aanzien van de Katharen om een constructie neer te zetten in ‘hun’ eigen industrie, de baksteen. Het werd meteen het grootste bakstene gebouw ter wereld.
Tussen de kathedraal en de rivier ligt het rode bakstenen Berbie-paleis, een 13e-eeuws aartsbisschoppelijk paleis dat nu een museum is en waar de werken van Henri de Toulouse-Lautrec, een inwoner van Albi, worden tentoongesteld.
Pastel
Een niet onbelangrijk deel van het historisch erfgoed in Occitanie is te danken aan het succes van wat ooit het “blauwe goud” werd genoemd:
De wede- of pastelplant (isatis tinctoria) werd al door de Egyptenaren gebruikt en werd in de middeleeuwen erkend voor haar geneeskrachtige eigenschappen, het helen van littekens.
Toen men in de 15e eeuw (her)ontdekte dat de plant ook verfstof kon leveren, kende de teelt van wede een grote opmars.
De driehoek Toulouse-Albi-Carcassonne bleek klimatologisch en landbouwkundig buitengewoon geschikt voor het telen van de pastelplant. Het was het enige productiegebied in Frankrijk en de teelt van pastel werd belangrijker dan de traditionele graangewassen.
De bladeren van de pastelplant worden in september geoogst. Vervolgens vermalen en de plantaardige pasta blijft gedurende acht weken gisten. Daarna wordt de pasta met de hand samengeperst tot een ronde bol, een “cocagne”, zo groot als een pompelmoes.
Na vier maanden droogtijd kan men de ondertussen harde zwarte bollen meerdere maanden bewaren.
Door de godsdienstoorlogen in de 16e eeuw en de concurrentie van het veel goedkopere indigo uit India kwijnde de bloeiende pastelindustrie langzaam weg. Napoleon stichtte in Albi een onderzoeksinstituut om de pastelproductie nieuw leven in te blazen. Dit resulteerde in een methode om de extractietijd van maanden tot enkele dagen terug te brengen.
Alle uniformen van de soldaten van Napoleon waren in blauw pastel gekleurd.
De opkomst van synthetische kleurstoffen, een brevet van Bayer, betekende het definitieve einde.